Functionele geneeskunde
Functionele geneeskunde kijkt naar de onderliggende oorzaken van ziekte. Daarbij wordt gekeken naar de werking van het hele systeem en werken arts en patiënt met elkaar samen. In de 21ste eeuw worden steeds meer artsen zich ervan bewust dat zij verder moeten kijken dan alleen symptomen veroorzaakt door de ziekte van een orgaan waar ze veel kennis van hebben. Zo ontstaat er een verschuiving van op de verzameling organen gerichte geneeskunde die naar symptomen kijkt, naar een geneeskunde die gericht is op de persoon als geheel die naar oorzaken kijkt. Dit wordt ook wel holistisch genoemd.
Hiervoor is het nodig om de tijd te nemen voor het aanhoren van het verhaal van de patiënt en te bekijken welke interacties er kunnen spelen tussen genetische factoren, omgevingsfactoren en leefstijl die allemaal van invloed zijn op het ontstaan van chronische ziekten. Er wordt gestreefd om mensen zich weer gezondere en vitaler te laten voelen.
Waarom is functionele geneeskunde nodig?
- De maatschappij heeft te kampen met stijgende kosten voor de gezondheidszorg door een sterke toename van mensen die te kampen hebben met chronische ziekten, vaak meerdere chronische ziekten tezamen: diabetes type 2, hart- en vaatziekten, kanker, psychische klachten, auto-immuunziektes.
- De huidige aanpak binnen de traditionele geneeskunde is gericht op acute zorg. Het stellen van een diagnose en de behandeling van problemen die kort duren en snel en acuut zorg nodig hebben: bijvoorbeeld een blindedarmontsteking of een gebroken been. Daarbij wordt gebruik gemaakt van operaties en van geneesmiddelen die op korte termijn symptomen kunnen verlichten.
- Helaas wordt door deze acute zorg benadering uit het oog verloren dat er voor de preventie van chronische ziekten een heel andere benadering nodig is.
- Veel richtlijnen van artsen zijn gebaseerd op ‘evidence based medicine’. De uit wetenschappelijk onderzoek verkregen resultaten. Bijvoorbeeld middel A werkt bij ziekte Z bij 60% van de mensen goed, middel B werkt bij 75% van de mensen goed. Placebomiddelen werken bij ziekte Z bij 50% van de mensen goed. Daarom moeten artsen volgend de richtlijn bij voorkeur starten met middel Y. Daarbij wordt geen rekening gehouden met individuele verschillen tussen mensen die veroorzaakt worden door verschillende ziektegeschiedenissen, genetische variaties, verschillen in leefstijl en voedingsgewoonten en de mate waarin personen last hebben van stress.
- Artsen worden bijna niet opgeleid in kennis over invloed van voeding, leefstijl en omgang met stress op ziekte en gezondheid. Ze zijn daarom onvoldoende in staat om op dat vlak goede adviezen te geven aan hun patiënten. Of erger nog omdat ze er niets over weten doen ze vragen van hun patiënten daarover af als “onbewezen flauwekul”.
Waarin verschilt functionele geneeskunde?
Functionele geneeskunde houdt in dat er begrip is voor de oorzaken van chronische ziekten, dat er kennis is over preventie en over de behandeling van deze ziekten. Daarbij wordt rekening gehouden met de volgende zaken:
- De patiënt staat centraal. Daarbij wordt gewerkt volgens de definitie van Positieve Gezondheid zoals die is vastgelegd door Machteld Huber: “Gezondheid als het vermogen om je aan te passen en je eigen regie te voeren in het licht van de sociale, fysieke en emotionele uitdagingen van het leven”. Gezondheid betekent dus veel meer dan de afwezigheid van ziekte. Er is een actieve rol voor patiënten weggelegd. Patiënten worden door de arts actief uitgenodigd om te ontdekken welke veranderingen of fysiek, sociaal en emotioneel vlak leiden tot een verbetering in de gezondheid.
- Er wordt uitgegaan van wetenschappelijk bewezen werkzame behandelingen. Maar daarbij wordt ook rekening gehouden met het specifieke verhaal van de patiënt, met externe factoren zoals leefstijl, voeding en omgeving, met interne factoren zoals de mate waarin de patiënt aan stress onderhevig is en met specifieke genetische variaties en de samenstelling van het microbioom in de darm die ziekte en gezondheid kunnen beïnvloeden.
- Functionele geneeskunde integreert de kennis uit traditionele Westerse geneeskunde met wat ook wel wordt gezien als complementaire geneeskunde. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan methoden die bewezen werkzaam zijn en die bewezen geen schadelijke bijwerkingen hebben. De focus ligt op preventie van ziekte. Daarbij wordt gebruik gemaakt van invloed van voeding en beweging en een gezonde omgang met stress door bijvoorbeeld body-mind technieken. Ook kan het nodig zijn om specifieke onderzoeken te verrichten: klinisch chemische onderzoeken van bloed en urine en onderzoek van ontlasting naar verhoudingen en soorten darmbacteriën en tot slot onderzoeken die genetische variaties in kaart brengen.